In onze 'Toverdoosvakantie'hebben we gewerkt aan het sprookje:
De Wonderboom
Een herdersknaap zag toen hij op een dag de schapen hoedde in het veld een boom staan, die was zo mooi en groot dat hij er veel zin in kreeg om in deze boom naar boven te klimmen. Hij klom aan één stuk door, wel 9 dagen lang. Plotseling kwam hij op een uitgestrekt veld. Hij keek er eens om en te omme en zie daar zag hij een mooie vijver. Hij wandelde rond de koperen vijver en zag daar een prachtige koperen boom. Toen hij uitgekeken was, brak hij een takje van de boom en waste hij zijn voeten in de koperen vijver. Hij ging met zijn koperen voeten terug naar de boom en klom en klom en klom omhoog.
Hij klom aan één stuk door, wel 9 dagen lang. Plotseling kwam hij op een uitgestrekt veld. Hij keek er eens om en te omme en daar zag hij een mooie vijver. Hij wandelde rond de zilveren vijver en zag een prachtige zilveren boom. Toen hij uitgekeken was brak hij een takje van de boom en waste zijn handen in de vijver. Hij ging met zijn zilveren handen terug naar de boom en klom en klom en klom omhoog.
Hij klom aan één stuk door, wel 9 dagen lang. Plotseling kwam hij op een uitgestrekt veld. Hij keek er eens om en te omme en daar zag hij een mooie vijver. Hij wandelde rond de gouden vijver en zag een prachtige gouden boom. Toen hij uitgekeken was brak hij een takje van de boom en waste zijn haren in de vijver. Hij ging met zijn gouden haren terug naar de boom zette zijn hoed op en klom naar benenden.
Hij hoorde dat de kok van de Koning een koksmaatje nodig had. De kok wilde hem graag hebben, maar zijn hoed moest wel af. Dat wilde de jongen niet. Hij gaf aan dat hij schurft had en zich daar voor schaamde. Dat beviel de kok niet, maar omdat hij niemand kon vinden, moest hij er mee instemmen.
Toen gebeurde het dat er weer eens ridders en graven verschenen, die naar de mooie dochter van de koning dongen; daarvoor moesten ze de glazen berg beklimmen waar zij bovenop zat, en haar de hand reiken. Velen hadden het tot nu toe vergeefs geprobeerd; ver voor hun doel waren ze al uitgegleden en menigeen had zijn nek gebroken. De koksmaatje vroeg de kok verlof om uit de verte toe te mogen kijken. De kok wilde het hem niet weigeren omdat hij zo trouw en vlijtig was en zei alleen: 'Maar hou je verborgen, zodat niemand je ziet.' Dat beloofde de jongen en spoedde zich naar een plek in de buurt van de glazen berg.
En zo gebeurde het dat het koksmaatje drie maal de glazen berg met gemak op rende en de prinses een takje aanbood.Daarna spoedde hij zich weer naar de kok. Iedereen sprak van de jongen met de gouden haren, de zilveren handen en de koperen voeten.
Als de kok aan zijn koksmaatje vroeg of hij deze bijzondere jongen had gezien, zei het koksmaatje: 'Nee, dat heb ik niet gezien, dat was ik zelf!'De kok lachte dan en zei schertsend: 'Wat moet ik dan wel voor een hoge heer worden!'
De koning en de koningsdochter waren echter heel bedroefd dat de mooie jongeling zich niet wilde vertonen. Daarom liet de koning een bevel uitgaan, dat alle jongelui uit zijn rijk barrevoets, blootshoofd en zonder handschoenen aan om de beurt langs de koning moesten trekken om zich te laten zien.Het was een komen en gaan, maar de gene die zij zochten was er niet bij. De kok gaf aan dat hij nog een koksmaatje in dienst had, maar die kon het zeker niet zijn. De koning wilde zichzelf overtuigen en liet het koksmaatje bij hem komen.
De koning vroeg: 'Ben jij het die driemaal de glazen berg heeft beklommen? ´Ja dat ben ik,´sprak de jongen,´en dat heb ik mijn meester ook steeds gezegd!´. ´Welnu ontbloot dan je handen je voeten en je hoofd.´ Dadelijk wierp de jongen zijn kleren af en stond daar in zijn volle schoonheid, en hij reikte de jongkvrouw de hand en zij drukte de zijne en was onzegbaar verheugd. De bruiloft werd gevierd en niet lang daarna droeg de koning zijn rijk over aan de jongen.